De plaats van de verpleegkundige
Art.33. De verpleegkundige neemt zijn verantwoordelijkheid, functie en rol op in de gezondheidszorg en de maatschappij.
Hij volgt de wetgeving in verband met zijn praktijk en het geheel van de gezondheidszorg, nationaal en internationaal. Hij houdt zich voldoende op de hoogte van de wetgeving en de sociale zekerheid om zorgvragers en hun omgeving waar nodig te verwijzen naar de juiste persoon of organisatie.
Hij ontwikkelt een kritische en wetenschappelijk onderbouwde blik op de informatie in de pers, publiciteit en (sociale) media. Binnen het kader van zijn praktijk probeert hij foute informatie of vergissingen te verbeteren of neemt hij initiatief om deze te laten rechtzetten.
Art.34. De verpleegkundige beseft dat zijn gedrag een weerslag heeft op het beeld van zijn beroep in de hele maatschappij.
Hij verdedigt de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van zijn beroep. Indien nodig, doet hij alleen uitspraken over zijn beroep die nuttig, correct en verantwoord zijn en die overeenkomen met de algemene opvatting van de beroepsgroep.
Art.35. De verpleegkundige zal zijn functie niet gebruiken voor het verwerven of uitoefenen van een politiek mandaat of het ondersteunen van een politiek standpunt, tenzij dit laatste nodig is voor de verdediging van het beroep.
In dat geval geeft de verpleegkundige duidelijk aan dat het gaat om zijn persoonlijk standpunt, of wel om een standpunt van zijn beroepsvereniging(en).
Art.36. De verpleegkundige heeft respect voor de middelen van de gemeenschap die hij gebruikt, hij gebruikt die zo goed mogelijk en op een verantwoorde, transparante, efficiënte en duurzame wijze.